Acht jaar geleden ging de eerste euro in de pot. Nu is het zogenoemde depositogarantiefonds gevuld met 5 miljard euro, zo heeft De Nederlandsche Bank (DNB) bekendgemaakt. Hiermee is er voldoende om vrij direct het spaargeld tot een ton van elke rekeninghouder terug te betalen als een bank onverhoopt failliet gaat.
Kan er nu helemaal niets meer fout gaan met mijn geld dat ik bij een bank bewaar? Vier vragen:
Wat is dat depositogarantiefonds precies?
Het fonds is een pot met geld dat DNB beheert voor als een bank in problemen komt. Bij een faillissement krijgen alle rekeninghouders bij een omgevallen bank van DNB maximaal 100.000 euro terug binnen zeven werkdagen. Het depositogarantiefonds werd na de kredietcrisis uit 2008 bedacht om het vertrouwen in het bankwezen terug te brengen.
Toen tijdens deze crisis banken als Fortis, DSB Bank en SNS Reaal in grote problemen kwamen, ontstond grote paniek onder klanten. Deze banken gingen toen versneld richting de afgrond doordat klanten via internet hun geld razendsnel weghaalden. Aangenomen wordt dat klanten bij een volgende probleembank het hoofd wat koeler houden met de wetenschap dat hun geld via het depositogarantiefonds hoe dan ook terugkomt.
Vroeger kreeg ik mijn geld toch ook terug?
Dat klopt, maar dat was met 40.000 euro aan spaargeld wel veel minder dan de 100.000 euro van nu. Toen kregen gedupeerden via DNB binnen drie maanden terugbetaald, omdat de centrale bank het geld eerst moest voorschieten. Traditioneel draaien andere banken namelijk op voor de schade als een andere bank failliet gaat. Maar dit gebeurde altijd achteraf.
Met dit depositogarantiefonds staat er nu vooraf al een flinke pot met geld klaar. Dat voorkomt ook dat andere banken in toch al slecht weer nog een extra rekening krijgen. En dat moet dan weer voorkomen dat de zorgen over de ene bank overslaan naar andere.
Waarom is dit fonds nu pas gevuld?
Omdat alle banken het depositogarantiefonds eerst beetje bij beetje moesten vullen. In 2008 besloot Nederland dat het fonds er moest komen. In Brussel werd twee jaar later afgesproken dat elke Europese lidstaat een eigen depositogarantiefonds van een ton ging opzetten. Ook die zijn dit jaar gevuld.
Tijdens de kredietcrisis bleek namelijk ook dat niet elke centrale bank in de Europese Unie gedupeerde spaarders hun geld konden teruggeven. Daarbij bewaren steeds meer spaarders een appeltje voor de dorst ook over de grens. In Nederland werden banken vanaf eind 2015 opgedragen elk kwartaal een bepaald bedrag in het fonds te storten. Tot er gisteravond uiteindelijk 5 miljard euro in de pot zat.
Vanaf nu is mijn geld helemaal veilig?
Ja. Maar wel met een kanttekening. Omdat banken jaarlijks blijven groeien, moet het depositogarantiefonds ook meegroeien. DNB wil dat banken daarom elk jaar samen ongeveer 175 miljoen euro bijstorten. En mocht er ooit een bank omvallen, dan moet het fonds ook binnen zes jaar weer worden aangevuld.
Tegelijk is de 5 miljard hoe dan ook onvoldoende als een echt grote bank omvalt, zoals ING, Rabobank of ABN Amro. Deze banken hebben zó veel klanten, dat 5 miljard onvoldoende is om iedereen direct terug te betalen.
Om deze reden is het toezicht op banken in Europa die te groot zijn om zomaar failliet te kunnen gaan sinds de kredietcrisis enorm verscherpt, met bijvoorbeeld een zogenoemd resolutiemechanisme. Dat is een systeem waarin banken die in problemen komen al ruim van tevoren door de Europese Centrale Bank naar een soort ziekenboeg gestuurd worden.
Hier kunnen zij bijvoorbeeld worden opgelapt, door bijvoorbeeld gezonde en ongezonde delen van elkaar los te knippen. Als niets meer werkt dan kunnen zij ook in stappen worden opgedoekt. Dit gebeurde de afgelopen jaren al eens, bijvoorbeeld bij het Spaanse Banco Popular. Op die manier zou het depositogarantiefonds dan niet eens aangesproken hoeven worden, zo is de theorie.